Interview met Wieger Pantjes, werkzaam bij de Stichting Interkerkelijk Dovenpastoraat Amsterdam.

 

VAN AUTOMONTEUR TOT DOVENPASTOR

Ze komen al jaren lang in hun eigen dovendienst in de Bethelkerk op zondagmorgen samen. Met een eigen voorganger. Wieger Pantjes is één van die voorgangers. Zo dicht bij elkaar dus op Zondagmorgen in de Bethelkerk , maar door hun totale doofheid gelijk ook ver bij ons vandaan. Communicatie met hen is erg moeilijk als je “hun” taal, de gebarentaal, niet kent. Wel zijn er een aantal leden uit onze gemeente, die deze taal toch een beetje kennen. Ze hebben hiervoor een praktische cursus gebarental gevolgd. Een eerste kennismaking met gebarentaal dus. Achter die cursus, de stimulering en uitvoering ervan, stond Wieger Pantjes . Met hem nu een interview over het dovenpastoraat, kerkdiensten voor doven en gebarentaal. Over de verbinding tussen “hun” en “onze”wereld. Pantjes is een man met een enorme passie voor dove mensen. Zijn belangstelling hiervoor heeft alles te maken met zijn geloof in Jezus als de goede Herder. Centraal in dit gesprek staat dan ook de dove mens, tot wie hij zich pastoraal geroepen voelt.

 

WIEGER PANTJES: “IK BEN NOG STEEDS GEFASCINEERD DOOR WAT JE MET GEBARENTAAL KUNT UITLEGGEN”

ZIJN AFKOMST

“Doezum in Oost Groningen is mijn geboorteplaats. Hier werd ik in 1953 geboren. In een eenvoudig gezin . Vader was wegwerker bij Provinciale Waterstaat. Onze gezin telde drie kinderen. Twee meisjes en een jongen. Kerkelijk waren we Chr. Geref. Ons kerkgebouw stond in Kornhorn, een klein dorp niet ver van Doezum, waar in één straat drie verschillende Gereformeerde kerken stonden. Moeder kwam oorspronkelijk uit de Ned. Herv. Kerk, Gereformeerde Bond. Mijn grootouders woonden in een boerderijtje te Kornhorn, waarin we later ook zijn gaan wonen. Mijn opa ging nooit naar de kerk, maar dat werd gerespecteerd in de familie. Ik heb thuis geen nare jeugd gehad. Ben ook niet op de kerk afgeknapt. Wel heb ik veel later een keus voor de PKN kerk gemaakt. De kerk hoorde er toen voor ons helemaal bij. Twee keer op zondag naar de kerk gaan, was bij ons heel normaal. Je dacht daar eigenlijk niet zo over na. Ik voelde mij in dat kerkelijk Chr. Geref. milieu gewoon thuis. Al je vrienden zaten er immers ook. Op school,catechisatie, in de kerk, in het jeugdwerk, kwam je elkaar telkens weer tegen. Het was een beschermde wereld , waarin geestelijk alles op haar plaats stond. Als puber rebelleerde ik wel eens, maar meer tegen mijn vader dan tegen de kerk. Ik hoorde nu eenmaal bij die kerk en wilde er ook bij horen. Jonge mensen maken tegenwoordig veel bewuster een keus om wel of niet naar de kerk te gaan dan vroeger het geval was. Als ze nu voor de kerk kiezen is dit hun eigen keus en niet die van hun ouders. Een groot verschil met zoals het in mijn jeugd was. Ik kijk ook helemaal niet met wrok terug op de kerk van mijn jeugd. Integendeel! Ik ben nog altijd dankbaar in zo’n geloofsklimaat opgegroeid te zijn.”

AUTOMONTEUR OF BOER?

“Als kind wilde ik automonteur of boer worden. Daarom ging ik na het basisonderwijs naar de L.T.S, want automonteur was mijn eerste keus. Na de L.T.S. ben ik twee jaar automonteur geweest. Door een zware hernia moest ik er mee stoppen. Toen wist ik ook al dat automonteur toch niet de keus van mijn leven zou zijn. Ik zocht iets anders. Een opleiding aan de Sociale, Culturele Academie in Groningen, bracht mij verder. Hierna werd ik groepsleider in een Chr. Tehuis voor schippers- en kermiskinderen in Groningen. Ik heb dat werk vijf jaar gedaan. Met plezier hoor! Maar het was toch niet wat ik zocht of wilde. Ik woonde nog steeds in Kornhorn bij mijn ouders thuis en reed elke dag op en neer naar Groningen. Toen las ik een advertentie, waarin een groepsleider voor Effatha, een Tehuis en Opleidingsinstituut voor doven in Voorburg, gevraagd werd. Het trok mij en ik schreef een sollicitatie brief. Kreeg hierna een uitnodiging voor een gesprek, trok een dag mee op in de groep, en besloot om deze baan aan te nemen. Voortaan zouden dove mensen mijn werkterrein zijn. Daarnaast volgde ik een opleiding Pastorale Leergangen bij een reformatorische onderwijsinstelling in Zeist. Ik miste gaandeweg bij Effatha een zekere diepgang in het geestelijk omgaan met de doven. Het was voor mij een aansporing om die opleiding, waardoor ik ook pastoraal en theologisch gevormd werd, te volgen. Door die opleiding Pastorale Leergangen werd ik ook bevoegd om in het basis- en voortgezet onderwijs godsdienstles te geven. Jaren later is dit zelfs mijn beroep geworden, al is de dove mens nooit uit mijn gezichtsveld verdwenen geweest. Als pastoraal werker kwam ik immers later weer bij hen terug. Op Effatha heb ik ook mijn toekomstige vrouw leren kennen. We trouwden en kregen vier kinderen. Als ik nu terugkijk dan zie ik in dit alles toch de hand van God. Bij Effatha ben ik na tien jaar gestopt om helemaal het godsdienstonderwijs in te gaan. Wegens een gezichtsbeperking moest ik in het jaar 2000 hiermee stoppen en sinds januari 2002 werk ik nu als dovenpastor in Amsterdam één dag per week voor de Stichting Dovenpastoraat Amsterdam”

OMGANG MET DOVEN.

“Op Effatha ben ik blanco begonnen. Later kreeg ik een interne opleiding, waaronder ook de bestudering en praktijk van de gebarentaal. Mijn werk op Effatha was gelijk ook mijn opleiding. In het omgaan en verstaan van dove mensen, veelal jongeren, die in de groep aan mij waren toevertrouwd. In zo’n groep trek je als het ware een hele dag met hen op. Gebarentaal heb ik dan ook vooral in de praktijk geleerd. In communicatie dus met de doven zelf! Eigenlijk ben ik dan ook later pastoraal werker geworden om hen beter te kunnen helpen. Een opleiding voor doventolk, een aparte opleiding, vrij pittig ook!, heb ik niet gevolgd. Een doventolk vertaalt in gebaren strikt letterlijk wat de voorganger zegt. Ik spreek in een kerkdienst gewoon met mijn stem en ondersteun dit met gebarentaal. Hier in de Bethelkerk tolkt Marian uit Castricum vaak voor ons. Zij is wél een echte doventolk. Zij heeft die opleiding wél gedaan. Bram Dittmer heeft de gebarentaal zichzelf aangeleerd maar is ook geen doventolk. Vrij recent heb ik hier een cursus gebarentaal gegeven , maar dat waren meer eenvoudige praktijk lessen. Geen uitgesproken deskundig onderwijs in gebarentaal. Zo zie ik mij zelf dan ook niet. Godsdienstonderwijs werd gaandeweg mijn roeping en bestaan en het Dovenpastoraat is pas later weer op mijn weg gekomen , mede ook uit verbondenheid en dankbaarheid door mijn voormalig werk in Effatha“.

EFFATHA

“De Bijbelse betekenis van Effatha :   “Wordt Geopend ! ” is voor mij de aanzet geweest om dat werk te gaan doen. Jezus heeft tijdens zijn verblijf in Israël ook dove mensen genezen. Gebarentaal is voor mij een middel om de dove mens te bereiken, hetgeen voor hem of haar een zekere genezing d.i. opening betekent. Zo zie ik het nog steeds. Veel doven hebben het gevoel dat ze buitengesloten worden. Pastoraal werk onder doven is vooral hen laten merken: “Je mag erbij horen! Ook voor jou is er een opening!”

HEB JE DE WERELD VAN DE DOVE MENS INMIDDELS GOED LEREN KENNEN?

“Tot op zekere hoogte wel. Gebarentaal is voor mij geen hulpmiddel, maar een taal. Weliswaar een taal zonder woorden, zonder geluid, zonder muziek. Onze kerkdiensten zijn helemaal gebaseerd op het spreken en het luisteren. Een kerkdienst voor doven is daarom al geheel anders. Gebarentaal is voor hen een eigen, enige taal., hun moedertaal. Ze zien wel de dingen, maar ze horen ze niet. Het blijft wel moeilijk om helemaal in hun wereld binnen te komen. Doven vonden in de kerken vroeger weinig erkenning en mochten soms zelfs niet aan het avondmaal, want: “Het Woord is uit het gehoor”! Doven mochten toen ook geen belijdenis doen. Als je het gehoor mist, vond men toen, dan hoor je er eigenlijk niet bij. Terwijl Jezus juist tegen de dove man “Effatha” had gezegd.

In 1880 is in een internationaal congres in Milaan besloten, dat doven moesten integreren door geen gebaren meer te maken en zo goed mogelijk te leren liplezen en spreken. Gebaren werden verboden op de dovenscholen. Het gevolg was, dat doven steeds verder achterop raakten in de communicatie en de gebarentalen arm werden. Vanaf 1980 wordt in Nederland gebarentaal weer gebruikt op dovenscholen. Vooral voor de emotionele ontwikkeling is dat belangrijk.

Ook in de kerk is men zich inmiddels wel bewust van de belangrijkheid van de gebarentaal voor de omgang met dove mensen Er is zelfs vanuit de PKN kerken een werkgroep opgericht, die inmiddels 400 extra gebaren heeft ontwikkeld om de Bijbel beter aan de doven uit te leggen“.

HOEVEEL DOVEN TELT NEDERLAND?

“In Nederland, schat ik, zullen ca 11.500 doven wonen. Het aantal doven, die kerkelijk meelevend zijn en wekelijks ook naar de kerk gaan, is natuurlijk veel en veel kleiner. Wellicht enkele honderden. Per kerk zijn dat heel kleine groepjes of ze zijn er helemaal niet. Bovendien loopt het aantal kerkelijke doven landelijk nog steeds terug. Binnen de PKN kerken verdiept men zich erin hoe we daar in de toekomst mee om moeten gaan. Hier is zelfs door de synode van de P.K.N. een aparte functionaris voor benoemd Momenteel zijn er binnen de PKN kerken drie dovenpredikanten werkzaam, waarvan er één Chr. Geref. is en ook geheel door zijn eigen kerk betaald wordt. In de PKN heeft men het aantal dovenpredikant plaatsen tot 1 ½ teruggebracht. Amsterdam is de enige plaats in ons land, waar een apart pastoraat voor doven is.”

DOVENPASTORAAT IN AMSTERDAM: WAT HOUDT DIT NU VOOR JOU IN?

“Eén keer per maand in de Bethelkerk in een kerkdienst voor doven voorgaan. Verder leidt ik in Amsterdam maandelijks een Bijbelkring voor doven. Vervolgens ook één keer in de zes weken een soort tehuiskring voor verstandelijk gehandicapte dove mensen in Geuzenveld. Verder uiteraard de pastorale bezoeken aan doven in Amsterdam. Formeel doe ik dit werk één dag per week, maar totaal gaat er toch beduidend meer tijd in zitten. Gelukkig krijg ik hier in Amsterdam vanuit de Bethelkerk steun van Bram Dittmer, die mij als vrijwilliger helpt bij de pastorale bezoeken, ook bij allerlei andere klusjes, zoals het vervoer van mensen, indien dit nodig is, enz. Voor mijn pastoraal werk is hij een enorme aanwinst. Het dovenpastoraat houdt mij ook theologisch en bijbels bij de leest. De kerkdiensten, ook elders in het land, waarin ik moet voorgaan, bereid ik ook met gebarentaal bij de bestudering van het bijbel gedeelte, thuis voor. Doven nemen veel dingen letterlijk. Voor mij is dat geen last, maar het vraagt wel veel uitleg. Ik ben er nog steeds door gefascineerd wat je allemaal in gebarentaal kunt uitleggen. In de kerkdienst preek ik met stem en gebaar. In gewone kerkdienst ga ik niet voor. Daar heb ik ook geen bevoegdheid voor. Die kleine groepjes aanwezige doven in mijn diensten ( van soms 5 tot 35 bezoekers) frustreren mij niet. Ik ben niet anders gewend. Door mijn langdurige ervaringen in het omgaan met dove mensen en uiterwaard door gebarentaal, probeer ik mij in hun levens te verplaatsen. Doofstom is geen juiste benaming voor hun handicap. Ze hebben wel een stem , maar dat blijft slechts een klank, omdat hun stem door totale doofheid niet ontwikkeld is. Ze gebruiken hun stem wel, maar horen de klank ervan niet. Bij hen blijft de stem alleen maar klank. De klank van hun stem schrikt veel mensen af, maar mij helemaal niet. Het is hun manier van praten. In de kerkdienst laat ik altijd één van hen de Bijbellezing doen, om ze er zo veel mogelijk bij te betrekken“.

EIGEN GELOOFSOPVATTING

“Ergens ben ik wel dicht bij huis, de Chr.Geref. Kerk, gebleven. Verandering van kerk heeft mijn blik echter wel verruimd. Ieder mens is door God geschapen. Is een kind van God. Daar twijfel ik niet aan, ook niet voor mij zelf. Het is voor mij een troost en belofte. Ook in mijn verkondiging aan de doven klinkt dit vóór alles door. Dat geloofselement heb ik vroeger in de Chr.Geref. Kerk, vooral in de meer orthodoxe richting, wel gemist. In die zin is er voor mij meer geestelijke ruimte binnen de PKN kerken. De Bijbel is voor mij het fundament, de bron, ja de basis, van mijn werk in het dovenpastoraat. In mijn geloofsbeleving is de kerk een plek, ja dé plek, als plaats van geloofsontmoeting, ja als dé centrale ontmoetingsplek om met elkaar het christelijke geloof te delen. Als christenen hebben we een geestelijk tehuis nodig om in deze wereld geestelijk te kunnen overleven. Nou, voor mij is de kerk in alle opzichten dat geestelijk tehuis. Dit hebben kerk, synagoge en moskee immers gemeen: Rondom Het Woord komt de geloofsgroep samen.”

TOEKOMST VAN DE DOVE MENS BINNEN DE KERK

“Er is veel onzekerheid. Binnen de kerken, zoals reeds opgemerkt werd, moet er bezuinigd worden. Helaas ook bij het Dovenpastoraat. In de PKN kerken denkt men nu veel meer aan integratie tussen de horende en dove mens binnen de lokale kerk. Volgens mij kun je daarvan moeilijk een landelijk model maken. Het blijven toch twee werelden die gescheiden zijn. Hier in de Bethelkerk gaat het bepaald niet slecht. Wel willen we graag wat meer integratie, wat meer communicatief contact tussen de dove en horende mensen in de kerk. We denken over een aparte koffie inloopmorgen voor doven, op woensdagmorgen naast de bestaande inloop, maar wel met open deuren zodat je bij elkaar even naar binnen kunt wippen voor een praatje of gebaartje met elkaar. Daarbij zouden de gemeenteleden, die de gebarentaal cursus van mij gevolgd hebben, mooi hun lessen in praktijk kunnen brengen in de communicatie met dove mensen, die aldaar op bezoek komen..Zoiets kan natuurlijk ook nu al op zondagmorgen na de kerkdienst plaatsvinden, wat zeer gedeeltelijk ook reeds gebeurt. Doven zoeken wel contact met andere kerkgangers, maar blijven ook wel heel graag in eigen kring bij elkaar. Hun handicap roept nu eenmaal een isolement op. Bij elkaar en onder elkaar ervaren ze dat isolement niet. Heus, de wereld van dove mensen zal altijd wel een aparte wereld blijven, waar je als horende niet volledig grip op kunt krijgen“.

Amsterdam, Dinsdagmorgen, 7 januari 2014                                     PIET KOENES

 

Beknopt overzicht van de geschiedenis van het dovenpastoraat Amsterdam

1867: Een commissie ter behartiging der Christelijk-Sociale belangen van doofstommen wordt door de Vereniging Ter Verbreiding Der Waarheid ingesteld.

1886: Doofstommen Vereniging “Door liefde Saamgebracht”word opgericht. Kerkdiensten voor doven werden toen ook al gehouden. Activiteiten werden toen ook reeds voor doven georganiseerd. Aan de Wester markt in Amsterdam was een sociale werkplaats voor doven.

1967: Stichting Dovenpastoraat en Sociaal-Cultureelwerk

2005: Stichting Dovenpastoraat en Sociaal-Cultureelwerk en Interkerkelijke Commissie Dovenpastoraat Noord Holland gaan officieel samenwerken.

Werkgebied Amsterdam door Wieger Pantjes

Provincie Noord-Holland door Ds. Frans van Dijke

Voorzitter Dovenpastoraat Amsterdam: Ds. Trinus Hibma

Acitiviteiten: kerkdiensten en vieringen, Bijbelgesprekskringen en Open Huis, pastorale en diaconale bezoeken, ontmoetingsavonden en dagje uit, culturele activiteiten, diaconale projecten, contact onderwijs, woonvoorzieningen, dagopvang en GGMD, contact met de kerken binnen ons IC Dovenpastoraat en presentaties.

Landelijk bestaat het Interkerkelijke Dovenpastoraat veertig jaar.